Oudhollandse buitenspelletjes
Een overzicht van geweldige Oudhollandse buiten spelletjes.
Een aantal eenvoudige buitenspelletjes waar je niets anders voor nodig hebt dan een veldje of pleintje en een bal.
Bron: Stichting Nederlands Museum Kinderwereld
Blikspuit:
Blikspuit is een spel wat door klein en groot gespeeld wordt. Eerst aftellen wie hem wezen moet; die moet dan bij een bal staan en aftellen tot de anderen zich verstopt hebben. Hij moet proberen ze allemaal te vinden; naar de bal lopen en de naam roepen van het gevonden kind, voordat er iemand de kans krijgt de bal weg te trappen. Als dat gebeurt mogen ze zich allemaal weer verstoppen. Zijn ze allemaal gevonden, dan is degene die het éérst gevonden hem.
Boompje verwisselen:
Boompje verwisselen is een tikspelletje waarbij de kinderen een boom moeten vasthouden maar niet te lang, want het is de bedoeling om van boom te verwisselen. Als je de boom niet meer vasthoud, mag je getikt worden en dan moet je hem wezen.
Er kan nog meer bij:
Groot en klein gaat bij elkaar op schoot zitten in een lange rij, tot er een aan het wiebelen gaat, en de hele rij uit elkaar valt.
Ketting breien:
De voorste van een rij houdt een hand tegen de muur. De achterste gaat met de hele rij onder de arm door. Loopt weer rond en gaat dan onder de volgende arm door, totdat de hele rij met gekruiste armen staat, onder het zingen van: ” ‘k Zou zo graag een ketting breien. Moet ik naar de stad toe rijen. Ha ha victoria. Ha ha victoria.” De eerste pakt dan de laatste nog bij de hand en zo springt de kring rond tot dat de ketting kapot gaat.
Omkijkertje:
Dit spel wordt gespeeld met een groep kinderen. Eén kind staat met het gezicht tegen de muur of boom, de anderen staan een paar meter verderop achter een lijn. De groep moet proberen het kind dat tegen de muur/boom staat aan te tikken maar die mag onverwachts omkijken en diegene die dan nog loopt moet terug naar de lijn en opnieuw beginnen. Uitkijken dus.
Tikkertje:
De kinderen lopen rond. Het kind ‘die hem is’ tikt een kind ‘die hem dan weer is’. Zo weet iedereen lang niet wie de tikker is. Uitkijken dus.
Wie heeft de bal:
De kinderen staan op een lange rij; één kind een meter of vier er voor, met het gezicht tegen de muur en gooit een bal naar achteren en zingt: ” Eén twee drie , wie heeft de bal, die mooie bal van goud.” Eén van de kinderen pakt de bal en houdt hem achter de rug. De andere kinderen houden ook de handen op de rug en zingen dan: “Kijk maar om want ik heb hem al, die mooie bal van goud.” Als je het goed raadt, dan mag je nog een keer, anders mag degene die de bal heeft hem zijn.
Zoentje geven:
De kinderen staan in een kring met één in het midden. Deze draait met de ogen dicht, de arm en vinger uitgestrekt de kring rond en zegt: “Een twee drie vier vijf zes zeven, wie mag ik een zoentje geven?” Het kind gaat samen met degene die aangewezen is met de ruggen tegen elkaar staan. Dan kijken ze opzij, kijken ze allebij dezelfde kant op; geven ze elkaar een zoentje.